GOED GEREEDSCHAP IS HET HALVE WERK
Niets zo spannend als het moment dat er een metersnoek op de mat ligt, met een bek vol meer dan 800 tanden. Voor veel beginnende doodaasvissers is dit een confrontatie met de realiteit. Paniek? Niet nodig. Het geheim zit in goede voorbereiding. Zorg dat je altijd je gereedschap bij de hand hebt: lange onthaak- en kniptangen van minstens 28 cm zijn een must. Ga bij voorkeur eerst eens mee met een ervaren doodaasvisser. Zo leer je veilig omgaan met grote, diep gehaakte dreggen en ontdek je of je het aandurft om metersnoeken te onthaken.
Soms zit een haakpunt net te diep, te moervast of vlakbij een kieuwboog. In zulke gevallen is het vaak veiliger om de haakpunt kort af te knippen (laat de onderlijn intact) dan eindeloos te prutsen met een onthaaktang. Veiligheid voor zowel snoek als jezelf staat voorop.

WAT NOU GROTE BEK?
Foto’s doen het vaak kleiner lijken, maar een echte metersnoek heeft een bek van minimaal 30 cm diep. Die 800+ tanden doen hun werk, en de dreg moet eruit – durf jij dat aan? Doodaasvisserij is gericht op de grote jongens. Dat betekent: voorbereid zijn op een diep gehaakte dreg, zelfs als je razendsnel aanslaat.

Diep gehaakt is heel wat anders dan geslikt: zolang je (lange) gereedschap en onthaakmateriaal op orde zijn, is het prima te doen om een dieper gehaakte dame weilig (ook voor jezelf) te onthaken. Blijf kalm en neem de controle, dat merkt een snoek! Leg de snoek op de onthaakmat op de rug (worden ze rustiger van) en ga er dan overheen (NIET OP!) zitten zodat je met je knieën de vis kunt sturen. Nu kun je de snoek met één hand (middels de juiste kieuwgreep) stevig vasthouden (ze gaan anders snel rollen) en de bek mee openen. Wanneer de kieuwgreep juist is toegepast kun je door de kop lichtjes te kantelen de snoek zelf de bek laten openen. Dat gebeurt als het ware vanzelf. Dat is een kwestie van uit proberen. Wees niet angstig!


LANGE ONDERLIJNEN: VEILIGHEID BOVEN ALLES
Mijn voorkeur gaat uit naar lange stalen onderlijnen van 60 cm of meer. Waarom? Een diep gehaakte dreg kan al snel 20 cm van je onderlijn opslokken. Wat overblijft vormt je buffer als een snoek gaat rollen tijdens de dril.
- Let op: de buitenkant van de bek is niet ongevaarlijk. Tijdens de dril draait een snoek makkelijk om haar eigen as (‘krokodillen-effect’), waardoor de hoofdlijn in aanraking kan komen met scherpe tanden of kieuwen.
- Te korte onderlijnen = te weinig marge = risico op verlies van de vis én je materiaal.
- Lange onderlijnen geven voldoende ruimte om te drillen, te onthaken en de vis veilig terug te zetten.
Kortom: laat de korte 30 cm-onderlijnen liggen. Ze zijn te kort, vragen om problemen en vergroten de kans op een verloren metersnoek.
TAAIE WINTERVISSERIJ
Vanaf half december wordt het vaak een taaie bedoening. Uren, soms dagen, zonder actie. Maar juist in dit rustige winterwater zwemmen de echte bakken rond. Grote dames, vol kuit en op zoek naar een makkelijke eiwitbron. Die ene aanbeet kan ineens je volledige seizoen maken. Het is simpel: wie volhoudt, vangt in deze periode de grootste.

WANNEER DRESSUUR DE KOP OPSTEEKT
In het najaar volstaan vaak simpele montages. Maar naarmate het seizoen vordert, worden snoeken kieskeuriger. Ze herkennen stalen onderlijnen, ontwijken slechte presentaties en reageren soms alleen nog op aas dat écht vers is. Fluorcarbon van 90 lb kan dan ineens het verschil maken, zeker bij het driftend vissen. Juist nu blijft een bodempresentatie mijn favoriet: weinig beweging, weinig argwaan, alles plat op de bodem (er kan niks waargenomen worden), plus je neemt echt de tijd. Ook scheelt het hier wanneer je maar 1 dreg gebruikt ipv een takel, bovendien werken die lompe takels niet bepaald subtiel mee dressuur-technisch bekeken!

AAS EN GEUR: DE SLEUTEL TOT SUCCES
Kolblei blijft mijn nummer één aasvis, zowel onder de dobber als op de bodem. Grote voorns, ruisvoorns en jonge brasems doen het eveneens goed. In het donker kies ik eerder voor zeevissen: sardien, makreel of spiering verspreiden een geur die enorm opvalt. Soms injecteer ik een dikke witvis met een beetje olie, of stop ik een paar kleine spieringen in de buikholte voor een extra geurspoor. Ga dit niet uitgooien, of je moet de buikholte stevig dicht rijgen, of nog beter van te voren maken en invriezen, en dan ingevroren ingooien. Maar beter vaar je eea rustig uit middels een baitboot.
SPIERING; TOP OF FLOP?
Spiering is topaas, maar kan voor een hoop ellende zorgen. Dit zachte kleine visje wordt door de snoek vaak razendsnel naar binnen gezogen met alle gevolgen van dien. Het zijn echte “éénhapscrackers” en daar zit ‘m de crux. Je moet echt direct aanslaan, zonder te tellen. Grote spiering (20 cm of meer) werkt ietsje beter en geeft net wat meer tijd, echter zijn deze slecht aan te komen. Met mijn elastiek-hairmontage voorkom je te diep gehaakte vissen en is bij het vissen op snoek met spiering daarom een must. De hair verlengt als het ware de spiering. De dreg gaat hierdoor ook pas als laatste naar binnen dus is de kans op slikken minder groot. Sla alsnog bij deze elastiekmontage binnen de 7 tellen aan!

VOEREN OP SNOEK — JA, DAT KAN!
Een mix van stukjes voorn, wat makreeldelen, een handje bloodwormpellets, wat witvisvoer en een scheut sardine- of zalmolie kan een stek behoorlijk activeren. Voer een stek een dag van tevoren licht aan (max. 500gram) en vis die plek daarna heel gericht af. Je zult versteld staan hoe goed dit soms werkt. Zo’n stek trekt naast een school witjes (die arriveren meestal als eerste) daarachteraan vaak ook een stel groenjassen, ze komen én op het rumoer én op de geur af. Deze gratis freebees laat een dikke snoek daar dan urenlang rondhangen. Er hoeft even niet rondgezwommen te worden, want de buik is vol. Ga hier dan ook pas na 24/36u vissen, eerder heeft geen zin want de snoek heeft simpelweg door het voer even geen honger.

NACHTVISSEN: SFEER, STILTE EN GROENE MONSTERS
Nachtelijk doodaasvissen is een eigen wereld. De stilte, de kou, het gevoel dat alles scherper binnenkomt. En dan ineens een piep. Een run. Het is visserij waarbij je materiaal en voorbereiding echt moeten kloppen, maar waarin je regelmatig alleen de grote dames treft. Gebruik groot aas, zorg dat je binnen enkele seconden bij de hengel bent en sla snel maar gecontroleerd aan. Net na zonsondergang zijn snoeken vaak op jacht. Rond middernacht zakt het meestal in, maar richting de vroege ochtend komt alles weer tot leven. Wie de nacht doorvist, pakt beide momenten én staat als eerste op de stek wanneer het licht wordt.

EXTRA DEADBAIT-TIPS:
Tip 1
Driftend of strak op de bodem vissen? Prik altijd even de zwemblaas door. Doe je het niet, dan komt je aasvis bovendrijven en kun je opnieuw beginnen. Klein klusje, groot verschil.
Tip 2
Nog van die 30–40 cm stalen onderlijntjes liggen? Klik er gewoon twee aan elkaar met een stevige splitring en je hebt meteen een prima lange onderlijn. Het onderste deel vervang je daarna zo vaak je wilt — ideaal, want juist dat stuk knikt als eerste na een vis.
Tip 3
Uren geen actie? Geef je montage een klein tikje en trek ’m een paar centimeter naar je toe. Soms ligt er een luie snoek pal naast het aas die nét dat beetje beweging nodig heeft om tóch te klappen.
Tip 4
Ik heb het jarenlang geprobeerd, maar echt: één stevige dreg is genoeg. Meerdere haken zorgen vooral voor gepruts bij het onthaken. Eén robuuste dreg in de rug van de aasvis is simpel, veilig en werkt gewoon goed — ook op de bodem.
Tip 5
Statisch vissen? Probeer eens een pop-up aasvis. Stukje foam erin en netjes uitbalanceren zodat hij mooi horizontaal hangt. En hoewel ik ’m zelf nog niet getest heb, schijnt de kebab-rig (meerdere visstukjes op een hair) ook erg leuk te vangen.
Tip 6
Blijf wakker! Je dobber moet je écht continu in de gaten houden. Even op je telefoon kijken kan precies het moment zijn. Lukt dat niet? Ga dan lekker statisch met schuiflood en laat een beetmelder het werk doen. Piep = vissen!







Reageer