Waar vind je de barbeel?
Nadat je een goede barbeelrivier hebt gekozen, is het belangrijk om te weten waar je de barbeel kunt verwachten. Het is niet zo dat je zomaar ergens in het water kunt gooien en vanzelf barbeel vangt. Uitzonderingen daargelaten natuurlijk, maar dat geldt voor de hele visserij…
Barbeel houdt zich voornamelijk op in de zuurstofrijke gedeelten van de rivier. Denk aan plekken achter watervalletjes of stuwen — alleen heb je vaak de pech dat je daar zelden of nooit mag vissen. Toch zijn de stroken waar de barbelen zich bevinden vrij makkelijk te herkennen. Ik heb natuurlijk makkelijk praten… Eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat het aanwijzen van de barbeelzone beter uit te leggen is aan de waterkant dan op papier. Toch zijn deze plekken, ofwel barbeelzones, goed zichtbaar aan de oppervlakte.

Het zijn de zogenaamde neringen, of draaikolken, die je vaak ziet. Vrij vertaald: daar waar twee stroomsnelheden elkaar raken, ontstaat wrijving. Dit zorgt voor zuurstof én wervelingen. Op stromend water zijn deze herkenbaar als de vlakke gedeeltes aan de oppervlakte. Deze kunnen over de hele breedte van de rivier voorkomen.
Zoals we vroeger geleerd hebben, neemt water altijd de weg van de minste weerstand. Dus daar waar obstakels zich bevinden, wordt de stroming afgebroken en omgeleid. Ook een kuil of een klein heuveltje kan aan het wateroppervlak voor werveling zorgen. En precies daar kun je de barbeel verwachten. Deze zones liggen tegen de hoofdstroom, oftewel de stroomnaad. Dit is ook altijd het diepste gedeelte van de rivier. Niet alleen de wervelingen verraden deze strook, vaak zie je daar ook een strook luchtbellen — soms lijkt het wel een lange streep schuim. Zie je zo’n luchtbellenstrook? Dan heb je de barbeelzone gevonden.

Kribben, stroming en tactiek
Rivieren zoals de Waal en de IJssel hebben kribben. Dit zijn de meest ideale plekken om de barbeel te belagen. Langs deze kribben loopt een stroomnaad met veel neringen of wervelingen. Belangrijk om te weten: vis vanaf deze kribben met de stroom mee. Of, zoals ik het zelf noem, met de stroming in de rug. Je montage ligt dan altijd goed tegen de stroomnaad.
In mijn ogen is het op de Waal onmogelijk om vanaf de kant gericht op barbeel te vissen. Je leest al dat ik het voorzichtig breng. Daarom zet ik bewust “gericht op barbeel” in die zin. Daar waar de kribben erg kort zijn — ik heb het dan over 30 meter of minder — is het wél mogelijk.

Het is belangrijk om je aas aan te bieden in de barbeelzone. Omdat dit vaak een hard stromend gedeelte van de rivier is, is vissen vanaf de kant meestal niet effectief. Door de immense druk op de lijn wordt deze uit het stroomgedeelte geduwd en zal blijven liggen in het stille water, zo’n 4 à 5 meter buiten de stroming. Door de druk ontstaat er een bocht in de lijn en wordt deze schuin met de stroming mee getrokken, weg uit de barbeelzone.
Omdat de kribben aan de IJssel kort zijn, kun je daar wél goed vanaf de kant vissen. Je kunt je montage in deze rivier in de stroming houden — zeker als je vist met een lus (dus door meer lijn te geven zodat de lijn in een lus op de bodem ligt).

Kleinere rivieren & hengelkeuze
Voor de kleinere, ondiepe rivieren geldt dat de barbeelzone altijd bereikbaar is vanaf de kant. Niet in de minste plaats omdat daar simpelweg geen kribben zijn. Op deze rivieren is het veel gemakkelijker om het water te “lezen”. Daarmee bedoel ik: de neringen en de luchtbellenstrook waarnemen. Als je even de moeite neemt om goed naar het wateroppervlak te kijken, is het vinden van de barbeelzone niet moeilijk meer.
Het belangrijkste kenmerk — de hoofdstroom, oftewel het snelst stromende gedeelte — is daar vaak snel te herkennen. Zoek je daarbij ook nog eens de scherpe buitenbochten op, dan zit je als het ware al bovenop de barbeel. Dichterbij deze zone kan ik je niet brengen…
Dan komen we bij de essentie van de barbeelvisserij: de hengelkeuze. In hengelland zie je soms door de bomen het bos niet meer. De overdaad aan merken en soorten hengels maakt het voor mij onmogelijk om over elke hengel iets te zeggen. Een hengelkeuze is wat mij betreft puur persoonlijk. Ik kan alleen vertellen wat ik zelf van een bepaalde hengel vind, op basis van mijn eigen ervaring.

Voor de barbeelvisserij kun je in principe uit de voeten met zowel een feeder- als een lichte karperhengel. Binnen de feedervisserij heb je gradaties: van licht tot heavy, kort en lang, met toppen aangeduid in Oz. Bij karperhengels (met holle toppen) is de aanduiding in Lb. Voor de barbeelvisserij is een hengel tot 2,25 lb aan te raden. Zelf vis ik het liefst met een hengel van 1,5 tot 1,75 lb. Ik vind een zachte body prettiger vissen en drillen dan een harde.
Vaak zijn deze hengels 3,6 meter lang, met een zachte of harde body. Bij feederhengels gaan de toppen vaak tot 5 Oz en is de gemiddelde lengte 4,50 meter. Ook bij deze hengels heb je weer de keuze tussen zachte en harde body’s. De heavy feeders hebben meestal een stugge, harde body — vooral in het middengedeelte.
Reageer