Home » De wereld van de barbeel (13)
Niet gecategoriseerd Witvis

De wereld van de barbeel (13)

Observeren is ook leren

Ook bij het barbelen geldt de term vissen en niet vangen. Resultaten die je in het verleden hebt behaald, bieden geen garantie voor de volgende visdag. Soms moet je hard werken voor een paar beten, terwijl het de dag ervoor of erna veel gemakkelijker ging. Ik vis nu 18 jaar uitsluitend op barbeel en heb me volledig verdiept in deze vis. Niet alleen in Nederland, maar ook in Engeland, België, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk en Italië beviste ik rivieren puur op barbeel. Elk land en elke rivier heeft iets unieks; de ene is meer geliefd dan de andere. Logisch, en dat geldt ook voor mij.

De eerste vier jaar viste ik veel op de Waal en soms op de IJssel. De laatste 14 jaar ben ik gaan zwerven langs rivieren en door verschillende landen. Ik ben steeds meer van de kleine, smalle en ondiepe rivieren gaan houden. Naast de rust en de natuur is vooral de beleving van de aanbeet en de dril op geen enkele manier te vergelijken met die op de Waal of IJssel. Al moet ik eerlijk zeggen dat de barbelen op de IJssel dicht bij de ultieme beleving komen. Dat komt vooral doordat de kribben er erg kort zijn en de barbeel veel meer de mogelijkheid heeft om in de stroming te blijven.

Helder, ondiep en zonnig, maakt zicht mogelijk

Op zicht

Toch is het onvergelijkbaar als je een barbeel aan je montage krijgt in amper 60 cm water. De vis kan niet naar de diepte vluchten en zwemt dus altijd van je af, stroomafwaarts of stroomopwaarts. Je lijn doorklieft het water en als dat ook nog eens helder is, kun je de barbeel in zijn hele vlucht volgen. Dat is ontzettend kicken! De hele dag door kun je alles zien en meemaken wat er onder water gebeurt: hoe en waar de barbeel zich ophoudt, of hij zwemt en hoe hij eet. Ook zie je hoe barbelen reageren op voer en het voeren, en hoe ze reageren op de inworp van je montage.

Een aantal jaren heb ik vooral in de zomerdagen veel gevist in de Ardennen. Het liefst reed ik ernaartoe op een zonnige dag. Dan kon je de barbeel heel goed volgen omdat de bodem volledig zichtbaar was. Op bewolkte dagen is dat een stuk moeilijker. Nadeel was dat de barbeel jou vaak ook zag. Het voordeel was dat ik urenlang kon observeren wat er gebeurde. Dat vond ik minstens zo belangrijk, soms zelfs belangrijker dan het vangen zelf. Ik pluk daarvan nu steeds meer de vruchten; ik heb er veel gezien en geleerd.

Prachtige ‘Ardenner’.

De strook waarin de barbeel zich ophoudt, de strook waar hij eet… Hij verplaatst zich zo’n 30 cm om te eten en laat zich daarna weer terugzakken in zijn “rustzone”. Kijk ik naar het wateroppervlak, dan rust de barbeel in het gedeelte waar nagenoeg geen stroming is. Dat stille gedeelte is vaak te herkennen aan een vlak zonder rimpeling. Ook een strook luchtbelletjes verraadt de barbeelzone. Op deze manier is een rivier met laag water te vertalen naar een rivier die diep of gekleurd is. Ook op die wateren is de barbeelzone makkelijk vindbaar.

Actie – reactie

Maar er is meer te zien: hoe barbelen reageren op voer en, niet te vergeten, op een plons in het water. Bij dat laatste zijn de barbelen meteen weg. Een barbeel is van nature erg wantrouwend en maakt zich bij onraad direct uit de voeten. Loop je opzichtig rond met veel geluid bij een ondiepe, smalle rivier, dan kun je de barbeel vergeten. Naast verdekt opstellen zijn rust en stilte erg belangrijk. Ik zorg er altijd voor dat ik zo ver mogelijk van de waterkant blijf en me, waar mogelijk, verschuil in de achtergrond.

Of ik nu een klein loodje of een korfje gebruik, er volgt altijd een plons in het water, gevolgd door iets eetbaars voor de barbeel. Je kunt er donder op zeggen dat je na de eerste of tweede snelle vangst geen beet meer krijgt: de argwaan is gewekt. Op dagen met goed zicht kon ik steeds weer waarnemen dat de barbeel meteen wegschiet na een plons. Het was dus aan mij om daarop te reageren.

Mijn grote voordeel tijdens deze zichtdagen was dat het water meestal veel minder hard stroomde dan normaal. Daardoor was het bijna altijd mogelijk om licht te vissen. Loodjes van 20–25 gram, en soms zelfs 15 gram, veroorzaakten al een veel zachtere landing in het water. Door het lood ook nog eens af te remmen tijdens de worp werd de “klap” nog minder.

Toch bleek dat nog steeds niet voldoende. Regelmatig voerkorrels bijschieten vlak voor of na de inworp hielp ook niet. De barbelen bleven argwanend. Die ene plons was steeds net wat harder dan het geluid van het voer.

Rustig oppervlak: of diepte of fijn grind.

Daarom ben ik mijn lood verder gaan inwerpen, het tijdens de landing afremmen en – zodra het lood het water raakt – het een paar meter terugtrekken. Vervolgens laat ik het lood zoveel mogelijk rustig naar de bodem zakken. Vaak is de diepte niet meer dan een meter. Enige vaardigheid en snelheid van handelen is hierbij wel vereist. Deze methode werkte: de barbelen bleven nu veel rustiger en kwamen ook sneller terug na verstoring.

Sindsdien pas ik dit altijd toe op ondiepe rivieren. Ook heb ik mijn onderlijn aangepast: geen standaard 31/00 nylon meer, maar terug naar 22/00. De lengte bleef hetzelfde, 150 cm. Zodra de beten uitblijven, verleng ik de onderlijn naar 200 cm. Daarnaast heb ik de slip van de molen twee tikjes losser gezet. Bij een harde run kan de barbeel dan direct lijn nemen. Daardoor lijkt de dril spectaculairder, maar dit is puur noodzakelijk om met dunnere lijnen te kunnen vissen. Want één ding is zeker: de barbeel op deze ondiepe rivieren lijkt veel sterker dan zijn soortgenoten van de grote diepe rivieren.

De slip iets losser, de hengel krommer.

Op ondiepe rivieren zal een barbeel altijd van je af zwemmen, het liefst richting obstakels. De snelheid waarmee dat gebeurt is enorm. De lijn snijdt door het water, de molen giert het uit. Op een gegeven moment kun je de vis stoppen en wat lijn terugnemen. Meestal is dat maar een paar meter, want al snel volgt weer een gierende run.

Dan geeft de barbeel zich even over en komt mee, totdat hij dicht bij de kant komt… en dan begint het hele spel opnieuw. De barbeel neemt de vinnen, trekt zo weer een meter of twintig lijn mee en de strijd begint opnieuw. Een dril duurt gemiddeld drie minuten, afhankelijk van de afvoersnelheid van het water.

Ruw water duidt op een ruwe bodem.

In de zomer ligt die rond de 20 m³ per seconde. Bij hoger water gemiddeld tussen de 25 en 30 m³. In de wintermaanden stijgt dat vaak naar 45 tot wel 80 m³. De aanbeten zijn dan snoeihard en de runs gigantisch fel. Daar neem je graag koude handen en voeten voor lief. Barbeelvissen is topsport, ten voeten uit!

Is de afvoersnelheid minder dan 7 m³ per seconde, dan weet je zeker dat er goed zicht is. Zo leer je niet alleen als je vangt, maar ook zeker als je niet vangt. Je moet jezelf dan wel de tijd geven, blijven observeren en ook dingen uitproberen. Wat je ziet en waarneemt op een rivier met amper één meter water kun je dan altijd gebruiken op elke andere rivier.

Over de auteur

Frans Vogels

Reageer

Klik hier om een reactie te plaatsen