Dat de ene stek de andere niet is, weten we allemaal. En ook per rivier verschilt het nogal. Geen enkel water of stek is vergelijkbaar, zeker niet waar het barbeel betreft. De stekkeuze bepaalt vaak al of je wel of niet vangt – en ook het tijdstip waarop je gaat vissen.
De barbelen zijn grofweg in twee groepen te verdelen: de liggers en de nomaden. De liggers zijn stekgebonden barbelen, die altijd op een bepaalde plek te vinden zijn. De nomaden zijn zwervers, die rondtrekken en op allerlei plekken voorbij komen. Als je dit goed tot je laat doordringen, begrijp je meteen hoe belangrijk de juiste stekkeuze is.

Ken de feiten
Door de jaren heen heb ik veel bijgehouden. Ook kreeg ik veel informatie via mijn website, waar elke maandagavond de actuele vangstmeldingen van die week te lezen waren. Door die stekken met de vangsttijden te combineren, weet ik nu vrij precies waar ik op welk moment heen moet om een succesvolle dag te hebben. Ik noteer altijd de tijd van de aanbeet. Dat is voor mij door de jaren heen het belangrijkste gegeven geworden. Daarbij noteer ik ook de rivier en de plek. Zo kom je er al snel achter welke uren belangrijk zijn.
Bij onbekende rivieren wandel ik eerst een tijdje rond. Ik let op kale plekken en kijk goed hoe het water beweegt. Ook vraag ik vissers of locals wat ze vangen en op welke tijden. Het is namelijk niet vanzelfsprekend dat je op elke rivier overal barbeel kunt vangen, zelfs niet op bekende barbeelrivieren. Je kunt zomaar een stek kiezen waar helemaal geen barbeel zit, terwijl ze 5 of 10 kilometer verderop volop aanwezig zijn. Diepte en stroming spelen daarbij een grote rol, maar ook de bodemstructuur. Grind en stroming blijven de belangrijkste factoren voor een goede barbeelstek. Kijk daar altijd eerst naar.

Wat kies ik niet?
Ik mijd zelf de kribben waar ik volledig afhankelijk ben van de nomaden. Niet dat ik altijd verzekerd ben van vangsten op kribben waar standaard enkele barbelen liggen, want het blijft vissen en niet vangen. Ook barbelen hebben niet altijd honger op het moment dat jij je aas aanbiedt. Dat geldt voor vissen net zo goed als voor mensen. Door logisch na te denken kom je echter een heel eind. Houd het simpel, dat is mijn devies.
Een groot probleem van de Waal en de IJssel is de diepte. Daardoor kun je niet zien wat er op de bodem gebeurt. Dat heeft ook zijn charme, maar het maakt het wel lastiger. Je weet nooit precies hoe groot de groep is die er ligt. Door vaak terug te keren naar dezelfde stek ontdek je vanzelf wat er op die plek mogelijk is. De barbelen die er standaard liggen, kun je de hele dag door vangen – maar je bent afhankelijk van een bijtmoment.
En die bijtmomenten zijn opvallend synchroon. Vaak genoeg zaten we met meerdere vissers verspreid over verschillende kribben, en kwamen de aanbeten op alle stekken binnen een minuut. Meestal zijn het er twee kort na elkaar, waarna het weer stilvalt. Soms een uurtje, soms langer. Op een topdag volgen die momenten elkaar al na 15 tot 20 minuten weer op.
De nomaden
De tweede groep – de nomaden – is weer een heel ander verhaal. Daar ben je volledig afhankelijk van het moment dat de school langskomt. Op de Waal en IJssel is het moeilijk in te schatten hoe groot die scholen zijn. Op kleine rivieren en op videobeelden heb ik scholen van meer dan 100 barbelen gezien. Zo’n school trekt altijd op dezelfde tijden langs dezelfde plekken. Soms passeren ze drie keer per dag, soms één keer per dag, en soms maar één keer per week. De tijden zijn vrijwel altijd constant. Geen voerplek of aas houdt ze tegen: tijd is tijd, en dan trekken ze weer verder.

Het is dus cruciaal om te achterhalen wanneer een school passeert. Door een stek langere tijd en op verschillende momenten af te vissen, krijg je daar inzicht in. Houd je dit goed bij, dan kun je steeds gerichter vissen. Doe je dit samen met een paar mensen, dan kun je ook nog de zwemrichting en een deel van de route bepalen. Tijdrovend, maar als je het eenmaal doorhebt, beleef je grandioze visdagen.
Een andere mogelijkheid is om op verschillende rivieren op één dag barbeel te vangen. Op de Grensmaas zijn ze vaak bijtlustig in het laatste uur van de nacht en de eerste uren van de schemer. Op de IJssel zijn de ochtenduren tot circa 12.00 uur goed, evenals de avond en eerste nachturen. Op de Waal zijn er meestal twee pieken: van 09.00 tot circa 11.30 uur en van 16.00 tot 19.00 uur.

Het verschilt per rivier!
Waar de Waal en IJssel relatief makkelijk zijn om barbeel te vangen, zijn de Grensmaas, de Roer en zeker de Ardense rivieren veel lastiger. Zonder stekkennis rijd je daar vaker voor niets dan je lief is. Google Maps helpt: versmallingen en donkere gedeelten wijzen vaak op barbeelstekken. Op dit soort wateren is het cruciaal om exact te weten waar de geulen liggen. Lokale vissers weten dit feilloos; zij zien de rivier bij elke waterstand. Zit je net naast de geul, dan kun je zomaar een blankdag hebben – en dat kan letterlijk om een halve meter gaan.
Hetzelfde geldt voor de nomadenscholen: als je altijd van 08.00 tot 12.00 uur vist, maar de school komt pas om 13.00 uur langs, dan vis je elke keer achter het net.
Het zijn kleine dingen, maar ze maken vaak het verschil tussen een blankdag en een geslaagde barbeeldag.
Reageer