Water is er meer dan voldoende in Nederland, en ook in allerlei vormen: kanalen, meren, rivieren en plassen. Keuze genoeg, maar wat maakt een water nu eigenlijk geschikt als wedstrijdwater?
In mijn ogen is dat een water waar je feitelijk op elke stek een goede kans maakt op een goede uitslag in een wedstrijd.
Kop en staart
Helaas zijn er maar weinig wateren waar je tijdens een wedstrijd overal evenveel kans maakt op de winst. Wanneer je achteraf naar de uitslagen kijkt, zie je vaak dat de kop- en staartnummers erbovenuit steken. Het eerste en laatste nummer biedt nu eenmaal de mogelijkheid van nieuwe aanvoer van vis vanaf de buitenzijden. Eén en ander kan ook per water weer verschillen.
Vis je bijvoorbeeld op de IJssel een meerdaagse wedstrijd, dan zie je de omstandigheden per dag veranderen. Is op de eerste dag een kopstek vaak garantie voor succes, dan kan dit gaandeweg het toernooi zomaar helemaal veranderen. Ik heb vaak genoeg gezien dat er op een derde of vierde dag zeker ook midden in het parcours goed gevangen wordt, zeker wanneer er veel vis aanwezig is op de rivier.

Tiel
Voor mij persoonlijk is het meest eerlijke wedstrijdwater van ons land het Amsterdam-Rijnkanaal bij Tiel. Dit brede kanaal met zijn scheepvaart en wisselende waterstanden is typisch zo’n water waar kop of staart nog geen garantie is voor succes. Die dagen zijn er zeker wel, maar regelmatig worden er sectoren gewonnen gewoon midden in het parcours. Dat maakt dat bijna iedereen vol goede moed naar de waterkant gaat na het pakken van een nummertje.
Je weet op voorhand feitelijk nooit waar de winnaar vandaan gaat komen. Hoe dat kan? Ik weet het niet, maar het feit ligt er wel. Het is ook niet zo dat de vis zich altijd ver van de kant ophoudt en dan later naar de oever trekt, in ieder geval. Ver vissen is vaker een teleurstelling dan dat het succes oplevert.

Het kanaal staat niet bekend om zijn enorme vangsten, sterker nog, het kan soms echt sprokkelen zijn voor een goed resultaat. Je weet ook nooit wat je precies kunt verwachten. Blieken vormen vaak de hoofdmoot, maar ook weer in allerlei formaten. Soms vissen die het formaat brasem benaderen, maar soms ook vissen tussen de 100 en 250 gram. Die laatste vragen toch weer om een meer voorzichtige aanpak dan de grotere exemplaren.
Daarnaast staat Tiel bekend om haar dikke blankvoorns, maar ook weer niet in grote aantallen. Deze vissen bereiken hier gewichten die soms dik door de kilo gaan en vormen een aangename bonus. In veel wedstrijden is een gewicht tussen de 5 en 10 kilo goed voor een prima uitslag. Dat lijkt niet veel, maar soms vang je wel 20 vissen voor een gewicht van een kilo of 8, en dan moet je er echt wel voor werken en ben je de hele wedstrijd actief aan het vissen. Kortom, mooie visserij.

Fijne visserij
Loop je door het bos heen en steek je je hoofd over de dijk, zie je een enorm breed kanaal met stortsteen aan beide zijden van het water. Het lijkt op het eerste oog echt een water voor de grovere visserij, maar dat is het zeker niet! Het kiezen van de juiste afstand is essentieel en die afstand is ook iedere keer weer anders. Een stek rond de 40 meter is altijd een veilige keuze en vaak een zekerheidje, maar ik kan tientallen voorbeelden aandragen dat een kortere of verdere lijn achteraf toch beter bleek te zijn.
Oren en ogen openhouden is het devies en zorgen dat je snel kunt schakelen. Het kanaal laat zich het beste bevissen met licht materiaal, lichte feederhengels met een zachte top om ook de beten van kleinere vissen te kunnen verzilveren. Het komt ook regelmatig voor dat je met kleine haken moet vissen om beten af te dwingen. Kortom, wanneer je alles afstemt op een fijne visserij, ben je het beste voorbereid. Groot water, fijne visserij.

Verguisd
De wispelturigheid en het niet altijd vangen van veel vis maakt dat er ook wel wedstrijdvissers zijn afgehaakt en die het kanaal liever links laten liggen, al dan niet door slechte ervaringen. Men klaagt wel eens over aanwezige mosselbanken en irritante grondels die het vissen lastig kunnen maken. Beide hebben alles met elkaar te maken. Grondels zijn geen grote zwemmers en houden zich op in de buurt van stenen en mosselbanken. Ze zijn dus wel te ontwijken, zou je denken.
Geliefd
De Tielse vereniging THC Rivierenland organiseert veel wedstrijden op het kanaal en deze worden druk bezocht door wedstrijdvissers uit Nederland, België en Duitsland. Er zijn dus veel vissers die het kanaal wel weten te waarderen. Met name de eerlijkheid van het parcours wordt vaak genoemd als reden om hier te vissen.
Jaarlijks hoogtepunt op de kalender vind ik de teamwedstrijd in het voorjaar. Met 30 teams van 4 vissers is deze wedstrijd tot op het laatste plekje gevuld en ook het Open Tiels Kampioenschap is met 98 deelnemers steevast uitverkocht. Tussendoor zijn er nog tal van losse wedstrijden en een winterserie die allemaal een deelnemersveld trekken waar heel veel verenigingen jaloers van zullen worden.
Het kanaal biedt het hele jaar door genoeg uitdagingen voor een mooie wedstrijd. Als ik voor mijzelf spreek, kan ik gerust zeggen dat ik behoorlijk wat tijd heb geïnvesteerd in de visserij op het kanaal en dat werpt zijn vruchten af. Je leert een parcours kennen, met name de bodemgesteldheid en de afstanden waar je het beste kunt starten.

Aanpak
Uit bovenstaande kun je gerust afleiden dat het ARK niet een heel gemakkelijk water is. De visserij en de daarbij behorende aanpak verschillen zo vaak dat je altijd alert moet zijn. Mijn aanpak is altijd gebaseerd op alles kunnen vangen wat er zwemt en ik wil mij niet vastpinnen op alleen de grotere vissen.
Ik heb hier wedstrijden kunnen winnen door 6-7 kilo kleine bliekjes te vangen terwijl anderen bijna geen beet konden krijgen. Juist die kleine vissen moet je voorzichtig benaderen. Opschakelen naar een grovere aanpak gaat beter dan afschalen naar een voorzichtiger visserij. Een neutrale start is dus goed, waarbij je goed moet opletten welke soort en maat vissen bepalend gaan worden voor de betreffende dag.

Ik kies hiervoor een actief voer dat geschikt is voor zowel blieken als voorn. Maar naast voer en aas is het kiezen van de juiste afstand doorslaggevend. Tref je een schoon stuk bodem, dan kun je uiteraard alle kanten op. Er zijn echter ook wel stukken die rijkelijk bedeeld zijn met mossels en verdwaalde stenen. Juist daar moet je de goede keuzes maken. Tref je een strook met ‘vuil’, dan zul je hier voorbij of juist voor moeten vissen en ben je meer beperkt in je stekkeuze.
Ik kies vrijwel altijd voor twee afstanden die ik wil gaan bevissen, dat geeft twee opties en de mogelijkheid om te kunnen wisselen tussen beide stekken. Soms is juist een periode van rust nodig om een dikkere vis op de stek te lokken. Regelmatig wisselen van stek kan dan de manier zijn om beten te blijven krijgen. Doorgaans kun je vis verwachten tussen de 30 en 40 meter, maar af en toe zul je verder of juist korter moeten vissen.

Naast voer gebruik ik geknipte wormen, dode pinken, casters en soms gekiemde hennep. Favoriet haakaas zijn voor mij maden en soms pinkies, waar anderen waarschijnlijk zweren bij een mestpier. Maden en floaters zijn perfect voor blieken maar ook om die dikke bonusvoorn te vangen.
Verder is een goede aanpak uiteraard een kwestie van ervaring en gevoel en het vermogen om je te kunnen aanpassen aan de omstandigheden.
Maar op de vraag geliefd of verguisd… zeker geliefd!
Reageer