Een veelgestelde vraag is: hoe kan het dat je korven gebruikt met een gewicht van 240 gram? De hengels die je gebruikt geven namelijk een heel andere indicatie aan. Dat klopt. De indicatie is een veilig werpgewicht, aangegeven door de fabrikant.
Geeft een hengel aan dat deze een werpgewicht van 120 gram aankan, dan wil dat niet zeggen dat je geen zwaarder gewicht mag gebruiken — met de nadruk op mag. Zou bijvoorbeeld de hengel breken bij een worp met een gewicht van 300 gram, en je zou dit melden bij de leverancier, dan zal hij zeggen: “Tja, er staat niet voor niets 120 op…” Noem het een ingebouwde veiligheidsmarge van het merk of de leverancier.

Wil prima hoor!
Ik kan met een gerust hart zeggen dat ik met elke hengel een korf van 240 gram weg kan zetten. Niet altijd even ver, maar met de hengels die ik gebruik haal ik met gemak 40 meter. Voorwaarde is wel dat ik gooi met beleid. Elke hengel kan ik kapot gooien met mijn zware korven. Ik gooi nooit met kracht, altijd met beleid. Het gewicht van de korf zorgt er vanzelf voor dat ik de gewenste afstand haal. Met de ene hengel moet ik voorzichtiger zijn dan met de andere — laat dat duidelijk zijn! Ook zal de ene top eerder breken dan de andere.
Maak ik gebruik van een holle top (lb), dan kijk ik nergens naar — alleen naar het punt waar ik mijn korf wil hebben. Gebruik ik daarentegen een Oz-topje, dan moet ik voorzichtiger zijn. Allereerst zal een topje van 4 Oz of minder heel zenuwachtig reageren onder dit gewicht. Voordat ik werp, moet de top volledig stil hangen. Ook controleer ik altijd of de lijn niet om de top geslagen is. Door de zenuwachtige buigingen gebeurt dit namelijk bijna altijd. Pas als de top vrij is en volledig stil hangt, werp ik in. Dan weet ik zeker dat er weinig mis kan gaan. Een meter of 30 kan ik dan gemakkelijk halen.

Ligging op de stek
Meteen na de vraag hoe ik die zware korven wegzet, komt vaak de volgende: “De zware korven blijven niet liggen…” Dat klopt, en dat is ook heel logisch te verklaren. Een Oz-topje is dun en moet een aanbeet snel en goed doorgeven. Wind, stroming, en vooral op de grote rivieren de zuiging van de scheepvaart, zorgen ervoor dat de top continu van links naar rechts beweegt en sterk doorbuigt. Doordat de top alle kanten opgaat, wordt de korf steeds een beetje uit zijn positie getrokken. Binnen korte tijd zal de korf buiten de stroming liggen, op een plek waar de barbeel niet aanwezig zal zijn.
Hengels met holle toppen houden de korven wél op hun plaats, omdat deze nagenoeg niet bewegen. Tegen de zwaarste schepen op de Waal is echter niets bestand, en ook dan zal de montage niet blijven liggen. Ik gebruik de zware korven van 240 gram dan ook uitsluitend op de Waal en de IJssel. De Waal is, wat betreft het barbeelvissen, de moeilijkste rivier van Nederland. Elke seconde verandert daar de stroomnaad. Op de IJssel is de invloed van de scheepvaart een stuk minder. Er is sowieso al veel minder scheepvaart, en de kribben zijn er korter.

De andere barbeelrivieren in Nederland kennen alleen een hoge waterstand en bijbehorende afvoersnelheid. Als je de op dat moment heersende omstandigheden niet kent, heb je op die rivieren eigenlijk niets te zoeken. De montage wordt direct naar de kant gedrukt en verdwijnt vaak in de struiken — en soms zelfs in de bomen. Die staan onder water en zijn op dat moment niet zichtbaar. Alleen als je goede stekkennis hebt, kun je er vissen.
In de meeste barbeelrivieren in de omliggende landen is het juist wél nodig om zware korven in te zetten. Daarentegen zijn er in België en Frankrijk diverse barbeelparadijsjes waar je altijd met een licht loodje of korfje uit de voeten kunt.
Resume
Kortom: zware korven vanaf 150 gram in combinatie met een Oz-feedertop — dat is geen goed huwelijk. Dat kan nooit goed gaan, tenminste niet als het de bedoeling is je montage op zijn plaats te houden. Oz-toppen gebruik ik als mijn montage beweeglijk moet zijn. In combinatie met deze toppen gebruik ik lood tot maximaal 100 gram. Ik laat de lijn lekker rollen, en uiteindelijk zoekt het aas de vis op. Met het passeren van een schip wordt de montage de stroming ingetrokken. De kolken die daarna ontstaan, zorgen ervoor dat de lijn ergens anders terechtkomt. Ook de wind kan van invloed zijn op het verplaatsen van de lijn. Op deze manier zoek ik de vis op. Met mijn zware montage laat ik de vis naar mijn aas komen.
Met deze zware korven kan ik ook gericht voeren — een zeer lastig gegeven op de Waal, dat weet ik, maar het is mogelijk. Met de lichte, rollende montage voer ik vrijwel niet. Dat heeft ook weinig zin. Deze laatste methode is bovendien zeer geschikt als je gaat ‘kribhoppen’ — een term die een paar jaar geleden zijn oorsprong vond, net als het herontdekken van de barbeel.

Een eerste aanbeet van de barbeel is vaak al binnen enkele minuten te verwachten. Dat is voor mij altijd een teken dat hij er ligt en ook wil bijten. Een tweede aanbeet volgt dan vaak binnen 10 minuten, waarna het meestal stilvalt. Ik heb het hier over vissen op barbeel zonder gebruik te maken van voer. Krijg je in de eerste 20 minuten geen beet, dan verkas je naar de volgende krib — ook daar vis je niet langer dan 20 minuten. In een paar uur kun je op deze manier vele kribben bevissen. Dat kan ertoe leiden dat je op een dag vele aantallen vangt. Tegelijkertijd doe je veel stekkennis op.
Ga je een paar keer achter elkaar op hetzelfde traject kribhoppen, dan zul je snel ontdekken dat het vaak dezelfde kribben zijn die barbeel opleveren. Ook kom je er op deze manier snel achter op welke krib je wel of niet prettig kunt vissen, of er veel puin ligt, en of je er grind tegenkomt. Heb je dat laatste gevonden, dan heb je ook een goede barbeelstek gevonden.
Reageer