Nu de lente voor de deur staat, is het tijd om de visserij eens flink om te gooien. Een van de mooiste tijden van het jaar is aangebroken en waar de meeste wateren in het noorden van Europa nog bedekt zijn met ijs, zijn de omstandigheden hier in Nederland al vrij zacht voor de tijd van het jaar, maar af en toe staat er toch weer een koufront voor de deur. Desondanks stijgen de watertemperaturen en de kleinste verschuiving hiervan kan de snoek in een opwelling tot de paai brengen. De hoogste tijd dus om eens dieper in te gaan op met welke materialen, en hoe je het beste deze periode kan aanpakken!

Richting de paai
Voor mij persoonlijk is vissen in het voorjaar door de regel zelfs een van de mooiste van het jaar, mits de omstandigheden goed zijn. De rust op het water, nog geen enkel teken aan de horizon van pleziervaart en gewoon eindeloos kunnen turen met mooie luchten brengt voor mij de sfeer hier er echt in.
Wat mij betreft zou de winter nog wel wat langer mogen duren, echter heeft elk seizoen zo wel z’n charme. Qua weertype voor de voorjaarsvisserij mag deze voor mij bijvoorbeeld best wel een aantal dagen stabiel zijn om de vissen in de mood te brengen op weg te gaan naar hun ondiepe paaigronden of in elk geval beginnen te circuleren in de omgeving ervan.

Als de omstandigheden nog niet ideaal zijn vind je de snoek meestal terug in de transitiezones van ondiep naar diep water, en vice versa. Het is heel interessant hoe zich dit ontwikkeld en per water verschillend, maar heb je eenmaal een patroon gevonden hoe en waar de vis heen trekt, dit natuurlijk dmv trial and error en uitvogelen waar en vooral ook wanneer, dan kunnen de resultaten aangenaam verassend zijn!
Goede stekken vinden hierin is cruciaal, en door de jaren heen heb ik ook eindeloos veel tijd gespendeerd in het bestuderen van waterkaarten en patronen. Tegenwoordig zijn we gezegend met Relief Shading van Navionics en hierin kan je echt compleet doorslaan als het gaat om super nauwkeurig het water te ”lezen” voordat je uberhaupt zelf op het water bent geweest.
Structuren, randen en contouren, door de jaren heen heb ik een 6th sense ontwikkeld waar te zijn in welke tijd. En dat maakt het ook leuk om deze telkens weer te toe te passen in tal van andere visserijen.

Goed blijven zoeken
Vissen op snoek in deze periode is soms letterlijk het vinden van een speld in een hooiberg, maar heb je eenmaal een hotspot gevonden dan kan het daar soms flink losgaan, en kan je mits je zorgvuldig omgaat met die stek, daar jarenlang terugkomen. Nu is het in Nederland zo dat alle snoeken op verschillende momenten in het voorjaar paaien. Zit deze eenmaal in de paai, dan staat de modus voor vreten: UIT en pas na de paai, zal deze weer aan staan. Ervoor en erna zijn dus belangrijke factoren om rekening mee te houden. Hier is dus zoals eerder beschreven het waar, maar vooral ook wanneer van groot belang om uiteindelijk fantastische vissen te kunnen vangen.
Het (warme) voorjaar is cruciaal voor het bestaan van snoek. De winters worden elk jaar zachter en zachter en zo komt het dat sommige vissen al hebben gepaaid lang voordat het voorjaar is aangebroken. Maar, om verder niet te diep in te gaan op de details van hoe vissen zich in een watermassa verplaatsen, paait Snoek meerdere keren in één lenteseizoen.
Wanneer snoek paait of zich verplaatst naar de ondiepere randen, hangt volledig af van het type water waarop je vist. Een andere belangrijke factor is de maanstand, de helderheid van het water, bodemstructuren en de vegetatie aan de rand van het water waar je vist. Het is geen geheim dat gekleurd of donkerder water sneller opwarmt door de zonnestralen en deze ook vasthoudt, terwijl in wateren met een hoger zicht de zon er weliswaar beter doorheen kan dringen, maar het veel langer duurt om het water op te warmen. Een hoop factoren die al een heel artikel op zichzelf staand zouden kunnen vullen, maar dat is wellicht voor later.

Mijn materiaal
Tijdens het vissen op snoek op de ondiepten gebruik ik doorgaans 2 verschillende hengels. Een Abu Garcia BEAST Pro Casting in 150gr en een andere in 225gr. Beide zijn 8’6” wat voor mij persoonlijk een belangrijke lengte is in dit type visserij. De lichtere 150gr wordt gebruikt voor het werpen van klein tot middelgroot kunstaas dat enige finesse vereist, zoals hybride jerkbaits of kleinere softbaits, terwijl de zwaardere 225gr wordt gebruikt voor het vissen met jerkbaits, zoals bijvoorbeeld een glider of swim gliders.
Hybride jerkbaits functioneren het beste aan een hengel waar wat meer speling zit in de blank in de vorm van een medium curve, terwijl je bij het vissen met een glider gewoon een hardere fast action wilt hebben. Natuurlijk moet de hengel nog wel parabolisch zijn om het kopschudden op te vangen. Zelf vis ik de eerste categorie ook niet op dezelfde afstand als bijvoorbeeld een glider, die in dit geval als searchbait dient om grote water oppervlaktes klein te maken.

Gliders worden gemakkelijk opgemerkt, en vele hebben een keiharde ratel. Een hybride jerkbait heeft wat mij betreft deze niet, om zo op ondiep water met een zo natuurlijk mogelijke presentatie moeilijke vis die eigenlijk geen zin heeft om te bijten, toch te kunnen vangen. Onderstaand een aantal voorbeelden in de vorm van het gebruikte kunstaas.
Natuurlijk kan je ook met allerhande andere materiaal aan de slag gaan in de vorm van softbaits, en hier zal ik later nog uitgebreid op terugkomen. In het voorjaar vis ik het meeste met hardbaits, terwijl ik de rest van het jaar eigenlijk het meeste gebruik maak van softbaits. Hiervan zullen nog genoeg artikelen gepubliceerd worden, waarin alles wat je maar kan bedenken breed belicht word!

Qua materiaal gebruik ik dus stevige hengels met een goede backbone. Omdat er vaak op grote afstand gevist word en lange worpen gewenst zijn vind ik het zelf erg belangrijk dat de haak ook goed gezet kan worden. Stel je eens voor, je hebt net een worp van 15-20 meter gemaakt en tikt je jerkbait rustig terug. Ineens word deze aan de andere kant bruut tegengehouden en omdat de afstand nog steeds redelijk groot is, raak je met een zachte curve kant nog wal om de haak te zetten in een mega grote bek van een vis van ver over de 120.
Dit is tegenwoordig helaas een zeldzaamheid met moeilijke omstandigheden in het voorjaar, maar wanneer dit wel gebeurt moet natuurlijk alles kloppen. Daarom vind ik het belangrijk om mijn materiaal 200% voor elkaar te hebben. In het verleden heb ik namelijk meegemaakt dat de slinger van de reel gewoon afbrak op dergelijke vissen, die kracht die ineens vrijkomt, en dan de acute kracht is enorm, en dat moet wel opgevangen worden. Hier komen we ook terecht bij de hoofdlijn, die in mijn geval altijd tussen de 80 en 100lb slingert.

Endtackle
Ik vind het belangrijk om totale zekerheid te hebben bij het vissen op grote vis, en een bijkomend voordeel is de schuurvastheid hiervan. Zelf ben ik erg te spreken over de Sick Braid X8 van Berkley, maar een soortgelijke lijn volstaat natuurlijk ook. Het voordeel van het vissen met dikkere lijnen is ook, dat wanneer een vis bijvoorbeeld besluit om volledig in de lijn te rollen, deze niet in de huid snijd (met natuurlijk een langere onderlijn) en dat het ”lift” geeft aan je kunstaas.
Daardoor kan je deze altijd ondieper vissen en desgewenst dieper. Andersom kan dat niet en dit heeft voor mij echt een meerwaarde. Het is veel moeilijker om kunstaas ondiep te laten lopen dan het is om deze dieper te laten gaan, en vandaar dus altijd iets overkill in mijn visserij. We vissen immers niet op baars maar wel op snoek, en er kan zomaar de vis van je leven aan gaan hangen, en heb je toevallig nog maar een meter lijn uit de top, dan wil je deze natuurlijk niet verspelen.
Zo heb ik ooit een 131 op vol paaigewicht naast de boot op een glider zien schieten, en de krachten die toen vrijkwamen bij het zetten van de haak was ongekend. Op een 7oz musky hengel moest ik vol in de blank hangen om te voorkomen dat deze niet om de transducer stang heen schoot. En dan is een beetje zekerheid niet zo erg.

The place to be
Als we in het voorjaar vissen, richten we ons vaak op ondiepe plateau’s en randen, waar het water is meestal niet dieper is dan 3 meter, wat specifiek is als orientatie omdat dit nu juist de rand is waar ondiep water overgaat in dieper water. Alles onder de 3 meter kan worden beschouwd als dieper water.
Ik vis weleens met mensen die niet weten hoe ze het beste een talud kunnen volgen, en dit is dan altijd een goede graadmeter. Wil je het echt zeker weten dan is 2.9 een mooie maatstaf, hier ga je ondieper natuurlijk omhoog, en lager echt de diepte in. Zoals eerder gezegd, hangt de voorjaarsvisserij van veel factoren af en ik hoop dat ik jullie in dit artikel daar een kleine insight in heb kunnen geven.
Nu in de laatste paar weken van het seizoen kan er nog van alles gebeuren, en is het Dé tijd van het jaar om op het water te zijn. Pak die waterkaart er eens bij, schrijf een plan in je hoofd en ga er op uit, de beloning kan zo maar ineens heel groot zijn!
Reageer